Theme: Werk
Interview Joost Bijlsma: ‘Het levensbelang van een nieuw perspectief’
De focus op economisch gewin in plaats van op gezondheid van mensen, dwingt zorgprofessionals regelmatig in een hoek ver van hun beroepsethiek. Een situatie die verandering stimuleert, zo blijkt uit de vele praktijkvoorbeelden die het boek Heel de zorg rijk is. Van het afstappen van narcosegas, via duurzamer (ver)bouwen tot het stoppen met plastic verpakkingen en medicijnverspilling. Auteurs Cathy van Beek en Joost Bijlsma leiden ons naar een inspirerend zorglandschap dat zinniger, zuiniger en zonniger is.
Waarom moest dit boek er komen?
Bijlsma: ‘Ik wilde tien jaar geleden al verhalen over duurzame zorg schrijven, maar toen leefde dit thema totaal nog niet. De urgentie die toen miste is er nu wel. Met mede-auteur Cathy van Beek kwam ik tot de conclusie dat er diverse bewegingen op gang zijn gekomen en dat in de zorg behoefte is aan inspirerende verhalen van pioniers. Iedereen beseft dat er iets moet veranderen, maar wat moeten we met dat besef? Het is echt een groot misverstand dat het wat dingetjes doen is en dat het huidige systeem op de oude voet kan doorgaan. Er is echt een paradigmashift nodig en integrale verandering. Dat zorgt voor verwarring. Want waar moet je beginnen?’
Heel de zorg is ingedeeld als reisgids. Waarom?
‘We stellen mensen via een motiverende route met verhalen, routekaarten en tips in staat een reis naar duurzame zorg te maken. De pioniers die aan bod komen laten zien hoe het anders kan. Ik denk dat het belangrijk is, dat je vanuit het scheppen van een mooiere toekomst gaat denken. Positieve Gezondheid, is daar in mijn ogen een heel goed beginpunt in. De basis van duurzame zorg moet zijn dat we heel anders gaan kijken naar gezondheid.’ (Dit komt terug in hoofdstuk Zinnige Zorg.)
Jij signaleert als reisleider dat het bedrijfsleven verder is dan de zorg als het gaat om duurzame ontwikkelingen.
‘Het bedrijfsleven is eerder begonnen met duurzame stappen. Mooie voorbeelden als Interface en Patagonia laten zien hoe je integraal kunt verduurzamen. Wat je daar duidelijk ziet, is dat de leiding duidelijke doelen stelt en de eigen medewerkers ruimte geeft om zelf de organisatie te hervormen. Dat wil je in de zorg ook. Professionals die het zelf dragen en het goede voorbeeld geven op het gebied van duurzame zorg. Zorgprofessionals kunnen koplopers zijn in verduurzaming. Ze eindigen steevast bovenaan in lijsten van vertrouwde beroepen. De arts, verpleegkundige of psychiater is geloofwaardig om bijvoorbeeld mensen te overtuigen van een gezondere en duurzamere leefstijl. Zeker als ze zelf met hun duurzame praktijk of leefstijl het goede voorbeeld geven.’
Net als in het bedrijfsleven draait het in de zorg om financiële belangen. Is dat ook een van de zaken die mis zijn in het huidige systeem?
‘Het bedrijfsmatige denken is op bepaalde plekken in de zorg een probleem. Dat heeft vooral met de bekostiging te maken die gericht is op productie en onvoldoende op uitkomsten. Je zou willen dat het gaat om gezondheidswinst en niet zozeer om zoveel mogelijk zorg produceren. Zeker in het duurzame denken is het juist belangrijk dat je minder zorgproductie wilt en meer gezondheid. Want minder zorgproductie betekent ook minder uitstoot en minder milieubelasting.
Is er sprake van krachtenbundeling op gebied van verduurzaming in de zorg?
‘Ja, achter veel verhalen zit echt een beweging. Denk aan voorbeelden als Niek Sperna Weiland (pg 114) die een beweging op gang heeft gezet rond het verminderen van anesthesiegassen in het Amsterdam UMC en daarbuiten, of de stroming rond de Groene OK die is ontstaan is in het Radboudumc of het verhaal van Jelle Ferwerda (pg 119) die een beweging rond duurzame voeding op gang heeft gebracht waar uiteindelijk ook Diverzio uit voortgekomen is. Je ziet nu ook al dat de diverse bewegingen hun krachten weer bundelen in de Groene Zorg Alliantie. Die verbindingen en samenwerkingen zijn nodig, want als we willen dat bijvoorbeeld de farmacie standaard pillen in milieuvriendelijke verpakkingen gaat aanbieden, dan zullen heel veel zorgaanbieders in Europa samen druk moeten uitoefenen. Die beweging moet heel groot worden wil het écht veranderen, liefst wereldwijd. Gary Cohen, een van de gidsen in het boek, is mede-initiatiefnemer van de wereldwijde beweging Health Care without Harm. Die beweging begint best invloedrijk te worden, maar ook daar moet nog veel meer power achter komen.’
Wat me opviel is de discrepantie tussen evidence based-werken, alleen doen en vergoeden wat nuttig is aan de ene kant en willen innoveren en veranderen aan de andere kant. Voor verandering is toch ruimte en experiment nodig?
‘Ik snap wat je zegt, dat wrijft. Binnen organisaties is inderdaad volop ruimte nodig voor het experiment. En rigide meten, vanuit ziektedenken in plaats van gezondheidsdenken is te beperkend. Bij het vergoeden en toelaten van nieuwe vindingen zou je vaker moeten toetsen op duurzaamheid of werkzaamheid, waarbij je kijkt naar uitkomsten en gezondheidswinst. Als je het plat slaat, zou ik zeggen dat iedereen in de zorg zijn eigen werk opnieuw moet uitvinden en daarbij moet nadenken over de vraag: hoe kan ik mijn werk zo doen, dat het zo min mogelijk schade voor de planeet oplevert, dat het onze grondstoffen zo min mogelijk uitput en ook dat ik niet mezelf of mijn collega’s uitput?’
Voorbeelden in jullie boek gaan ook over verder kijken dan financieel belang van de organisatie, iets goed doen voor de cliënt en kijken naar de kwaliteit van leven. Kan dat zorgen voor meer voldoening voor de professional (en minder uitputting)?
‘Ja, die insteek is de basis en daarmee kun je het hoge ziekteverzuim en personeelstekort terugdringen. Het hoofdpijndossier van nu. Niet iedereen ziet dat nu nog omdat een transitie chaotisch verloopt. We zitten in een overgang van tijdperken en we zoeken naar nieuwe waarden. Daarom was het ook zo mooi om dit boek te schrijven, want de pioniers laten nu al zien hoe de toekomst eruit kan zien. Zij laten zien dat de bestemming waar we naartoe reizen misschien wel mooier is in plaats van minder. We hebben het de hele tijd over minder. Minder veeteelt en minder zorg, terwijl het misschien wel meer is. Meer geluk en meer gezondheid; het gaat om andere waarden. Dat perspectief hebben mensen in deze chaotische periode nodig.’
Jij hebt het over een overgang van tijdperken. Van welk tijdperk naar welk tijdperk gaan we in jouw ogen?
‘Je ziet de overgang van het economische tijdperk, dat sterk gericht is op winstmaximalisatie, productie en concurrentie, naar een economisch model met meer samenwerken dat veel beter omgaat met schaarse hulpbronnen en met mensen. Fossiele brandstoffen raken op, de schade daarvan neemt toe en macht daarover veroorzaakt ongelijkheid. Het lijkt extra ingewikkeld door de grote polarisatie. Het wordt voortdurend geframed als een botsing links-rechts. Maar het is in mijn ogen helemaal niet ‘tegen elkaar’, maar het herontdekken dat we in een systeem leven waar iedereen van elkaar afhankelijk is.’
Hoe kunnen we met elkaar het veranderproces verder versnellen?
‘Het kost veel tijd en heel lastig is de gefragmenteerde politiek, terwijl een integrale visie nodig is. Het zijn systemen die met elkaar te maken hebben. De boeren en ook de zorg moeten het anders gaan doen. Dat kan alleen als de zorg en de boeren elkaar stimuleren, bijvoorbeeld als een boer zijn biologische streekproducten kwijt kan aan de zorg in de buurt. Nu zeggen we het moet minder en we hebben geen perspectief. Maar het perspectief is er wel: samenwerken aan een nieuwe economie. Er is wel een verbinding met ‘We willen een leefbare aarde voor onze kinderen’, maar voor iedereen is er een andere trigger denk ik. Waar de een aanslaat aan op een gezonde leefstijl, doet de ander dat meer op bijvoorbeeld rijden in een elektrische auto. Je kunt niet met één verhaal iedereen motiveren.’
‘We moeten herontdekken dat we in een systeem leven waar iedereen van elkaar afhankelijk is’
Grip krijgen op sociale en mentale weerbaarheid t.b.v. werkplezier
Al jaren hebben organisaties in de zorg te kampen met hoge verzuim- en verloopcijfers. Het ziekteverzuim is eind 2021 tot boven de 8% gestegen en uit een onderzoek in 2020 blijkt dat 39% van de nieuwe medewerkers in de zorg de organisatie binnen 2 jaar alweer verlaten. Bij dat laatste onderzoek blijkt dat de vertrekredenen veelal te maken hebben met factoren als de werksfeer, de manier van werken en de aansturing door de leidinggevende. Terwijl om kunnen gaan met werkdruk, een belangrijke factor is in het voorkomen van verzuim. Vandaar dat het vanuit goed werkgeverschap voor organisaties belangrijk is om de mentale weerbaarheid en het werkplezier bij alle medewerkers te verhogen. Maar hoe doe je dat?
De basisbehoeften van mensen
Niet alleen zal het verzuim en verloop dalen naarmate medewerkers aandacht krijgen en zich beter voelen. Het dalen daarvan heeft ook een positief effect op de totale bedrijfsvoering en de aantrekkelijkheid op de arbeidsmarkt. Volgens de zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan hangt het welbevinden van mensen af van de vervulling van de drie natuurlijke basisbehoeften (hier iets aangepast):
- Autonomie; het gevoel van vrijheid en eigen beslissingsruimte.
- Verbinding; het verlangen naar interactie, verbinding en ergens bij horen.
- Meesterschap; het gevoel op eigen kracht iets tot stand te kunnen brengen.
Hoe meer deze basisbehoeften vervuld worden in het werk, hoe beter mensen vanuit ‘eigen regie’ kunnen functioneren en om kunnen gaan met de uitdagingen van het werk.
Hoe verhoog je het welbevinden van medewerkers?
Om het gevoel van Autonomie, Verbinding en Meesterschap bij medewerkers te versterken, kunnen organisaties een paar dingen doen:
- Zorg voor een duidelijke richting én houvast
Het is belangrijk dat medewerkers weten waar de organisatie naar toe gaat en welke rol zij daarin spelen. Een uitnodigende missie en visie, en heldere organisatiedoelen kunnen hiervoor zorgen. Het bevordert de onderlinge duidelijkheid en maakt medewerkers meer betekenisvol door werkelijk het gevoel te hebben samen aan diezelfde doelen te werken. - Richt het verantwoordelijkheidsproces duidelijk in
Zorg dat alle organisatiedoelen van ‘boven naar beneden’ in de organisatie worden belegd en aanvaard door leidinggevenden en medewerkers. Zodat iedereen weet wie waar (resultaat)verantwoordelijk voor is. Als je helder hebt wat er bereikt moet worden en welke randvoorwaarden de verantwoordelijke daarbij nodig heeft, groeit het gevoel van autonomie en meesterschap. Neem ook het samen verbinden en werken vanuit gedeelde kernwaarden met gedragskenmerken mee binnen datzelfde verantwoordelijkheidsproces. - Optimaliseer het samenwerken
Samen werken, vanuit de gemeenschappelijk gedeelde kernwaarden én de duidelijkheid over wie wat zal gaan bereiken, geeft lucht! Het daagt uit om je eigen ruimte te (h)erkennen en te pakken en daardoor beter tot je recht te komen. Minder zinvolle of ronduit inefficiënte werkmethoden worden aan de kaak gesteld en met elkaar concreet verbeterd. De eigen invloed wordt merk- en voelbaar wat maakt dat medewerkers er meer toe doet. Vanuit de geboden duidelijkheid over de richting en ieders verantwoordelijkheid voor gewenst gedrag & output ontwikkelt zich deze beweging. Van binnenuit en intrinsiek. Dit beperkt zich niet slechts tot een kwestie van eenmalig op papier zetten. Het vraagt ‘voorleven’ en uitdragen in alles wat we doen; werkoverleg, ontwikkelgesprekken, trainingen, voorbeeldgedrag en vooral binnen het dagelijkse werk. - Stimuleer een werkomgeving waarbinnen eigenaarschap zicht ontvouwt
Hierbij worden alle medewerkers en leidinggevenden getraind om vanuit een positieve grondhouding en volgens de kernwaarden met elkaar en cliënten om te gaan. De basis is dat eenieder in gaat zien dat je altijd een keuze hebt hoe je omgaat met situaties. Vaak schieten mensen onbewust in ongewenste patronen zoals bijvoorbeeld de schuld bij een ander leggen, een afwachtende en passieve houding aannemen, maar soms ook door ongevraagd taken en verantwoordelijkheden van anderen over te nemen. Door het bewustzijn op het kiezen en lezen van ‘grondhoudingen’ te verhogen en gesprekssituaties te trainen, ontwikkelt ieder een open, gelijkwaardige, toekomst- en oplossingsgerichte wijze van omgaan met anderen. Deelnemers aan de zogenoemde ‘groeisessies’ geven vaak na afloop aan dat hun sociale en mentale weerbaarheid verstevigd is, zowel binnen als buiten de werkomgeving. Met als gevolg dat ze voor hun eigen gevoel uit durven te komen wat er voor hen toe doet. Gehoord worden en serieus nemen van de ander en jezelf! Deze ontwikkeling draagt bij aan een verbetering in de omgang met elkaar; cliënten, collega’s en anderen.
Toekomstbestendig groeien voor organisaties en medewerkers
Buro Kwadraat is een bureau dat organisaties ondersteunt om bovenstaande stappen in de juiste volgorde uit te voeren. Dit wordt gedaan vanuit een speciaal hiervoor, binnen de verpleeghuiszorg, ontwikkelde methode: GRIP®, wat staat voor Growing Responsibility In People. Hierdoor wordt niet alleen de mentale weerbaarheid en het werkplezier van medewerkers verhoogd, maar ontstaat er iets dat voor de organisatie nog belangrijker is. De medewerkers ontwikkelen een gevoel van eigenaarschap, waardoor de organisatie kan groeien op een toekomstbestendige manier.
Of zoals één van de opdrachtgevers, Stichting Inovum in Loosdrecht, het verwoordt:
“Door de GRIP®-methode van Buro Kwadraat nemen medewerkers meer initiatief, zijn leidinggevenden krachtiger en is de sfeer meer open en ontspannen. Dat heeft een positief effect op de zorg voor bewoners. Daarnaast zien we een verzuimdaling van 1,4% en een verloopdaling van 4,6%. Investeren in het organiseren van verantwoordelijkheid leverde meer op dan we zelf ooit gedacht hadden.”
Gezond gesprek Martine de Vaan: nu is de kans om wandelend vergaderen blijvend te laten zijn
Met het boek Walk your meeting inspireert Martine de Vaan steeds meer mensen om lopen in de werkdag te integreren. De Gezondheidsenquête (CBS/RIVM, mei 2022), laat zien dat volwassenen tussen de 18 en 35 jaar in 2021 minder bewogen dan in de voorgaande jaren. Onvoldoende lichaamsbeweging brengt ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee en structureel meer bewegen tijdens de werkdag kan daar iets aan doen. Reden genoeg voor Karen van Ruiten om een gezond gesprek te voeren met Martine.
Hoe is je liefde voor wandelen ontstaan?
‘Ik ben graag buiten en wandelend kom je op de mooiste plekken. Binnen ben je afgeschermd van de wereld; je hoort geen vogels, merkt soms niet eens wat voor weer het is. Lopen is ook een heel fijne manier om je door een stad, door de wereld, te verplaatsen. Het gaat traag genoeg om dingen echt te zien, of contact te maken met iemand die je tegenkomt. Op de fiets zeg je sneller in het voorbijgaan gedag, of je moet in een split second beslissen om te stoppen . Bij wandelen gaat dat natuurlijker. Ook kun je betere gesprekken voeren.’
Je bent wandelmeetings weetings gaan noemen. Waarom richtte je ‘Weeting’ op?
‘Om drie redenen. Ten eerste wil ik mensen meer verbinden met hun directe omgeving, in de hoop dat ze er meer belang aan hechten. In het wandelend vergaderen zag ik daar kans toe. Ten tweede geloof ik niet dat we op de goede weg zijn in de manier waarop we mensen motiveren om te bewegen; we presenteren bewegen als een extra opgave waarvoor je tijd moet maken. Je moet je werk onderbreken om te gaan bewegen. Het dagelijks leven is in onze samenleving georganiseerd om het jou makkelijk te maken, je hoeft zelfs niet meer op te staan om het licht aan te doen. Ook cultuur speelt een rol. “Gaat u zitten” is een uiting van gastvrijheid. Intussen wordt je verteld dat je moet bewegen. Dat is frustrerend. Ik denk dus dat we fundamenteler moeten kijken, bijvoorbeeld naar onze werkmethoden. Daarnaast zijn er veel mensen die afhaken bij het woord sport, die groep bereik je niet. Ten derde vind ik dat vergaderingen productiever en energieker mogen. Een wandelmeeting met een grotere groep deelnemers vraagt wel wat van de initiator of voorzitter met betrekking tot de voorbereiding, het ontwerp, de begeleiding en design van de sessie. Toch nog even ter aanvulling: het is een simpel, goed idee dat weinig tot niks kost.’
Wat was je aanpak?
‘Miljoenen Nederlanders hebben hetzelfde probleem van te weinig bewegen en te veel zitten. Ik wilde kantoorwerkers vooral inspireren zelf een Weeting te gaan doen. In eerste instantie bleef het vaak bij een keer. Mensen gaan vaak met plezier mee weeten als je ze uitnodigt , toch is dat iets heel anders dan dat ze het structureel zelf gaan doen en op hun beurt anderen uitnodigen. Ik constateerde dat er meerdere acties tegelijkertijd nodig waren om een organisatie in beweging te krijgen en richtte me stapsgewijs op wat er miste. Zoals het ontbreken van routes. Mensen kennen hun werkomgeving vaak niet zo goed. Met een route weet je zeker dat de afstand past bij de beschikbare tijd, en dat je op tijd terug bent. Ik richtte me vervolgens op het geven van workshops om meer tools te bieden. Overigens bleek mijn aanname juist dat een telefoon heel handig is om op grotere schaal routes te verspreiden, maar dat mensen het fijn vinden om tijdens een wandelmeeting de telefoon weg te doen en met elkaar te zijn zonder digitale prikkels.’
Er zijn steeds meer mensen die ‘Weeting’ integreren in de dagelijkse routine. Hoe komt dat?
‘Een samenloop van dingen. Steeds meer bewustwording van hoe ongezond zitten is; meer flexibiliteit in werken, ondanks dat veel mensen zich nog schuldig voelen als ze naar buiten lopen. Dat in combinatie met de coronapandemie waarin heel Nederland meer is gaan lopen. De stap vanuit thuis werken en een rondje lopen en je bedenken: ‘ik kan ook wel een telefoontje doen’ is klein. Het 1 op 1 ontmoeten of in een groepje kon in de pandemie alleen maar buiten. Wandelmeetings kregen een positieve connotatie: “dat is een verantwoorde manier om elkaar te zien’. ‘Toen is de waarde extra naar voren gekomen en is het normaler geworden.’
In de situatie waarin thuiswerken de norm werd zagen we steeds meer mensen wandelen en wandelend vergaderen. Is dit volgens jou een tijdelijke of blijvende gedragsverandering?
‘Het is nu de kans om het blijvend te laten zijn, maar organisaties moeten werknemers dan wel faciliteren. Met routes, werkvormen, via ambassadeurs en door het te integreren in de werkmethoden van de organisatie. Bij een grote organisatiedag, bij curcussen of strategiesessies kun je bijvoorbeeld structureel wandelende meetingsessies op het programma zetten en goed uitvoeren zodat mensen ervaren dat het werkt en dat je er meer uithaalt dan een zittende vergadering. Dan raken meer medewerkers bekend met weeting en maak je het normaal.
Uit mijn afstudeeronderzoek dat ik deed in het kader van een MBA bij Nyenrode blijkt ook dat het een samenspel is van dingen waarin alle schakels moeten kloppen. In mijn boek staan die schakels beschreven, Werken in Beweging heeft een goede brochure gemaakt.’
Hoe zorg je ervoor dat wandelend vergaderen een blijvende gedragsverandering wordt en welke taak ligt hier voor de overheid?
‘Dat zit hem allereerst in de fysieke omgeving en het serieus nemen van een loopvriendelijke omgeving. Letterlijk ruimte maken voor lopen. Lopen is zo vanzelfsprekend dat het een blinde vlek is geworden. Ontwerpers, planologen en verkeerskundigen moeten kennis opbouwen en de voetganger in hun programma’s en functieomschrijvingen opnemen. Maar de overheid heeft ook een rol bij gedragsverandering. Campagnes zijn waardevol, zeker in samenwerking met andere organisaties. En de overheid kan natuurlijk het goede voorbeeld geven door wandelmeetings te faciliteren voor werknemers en in te zetten in contact met burgers. Bij gemeenten gebeurt dat steeds meer.’
Als we het hebben over mobiliteit zien we in overheidsstukken dat het veel meer gaat over de auto, fiets of openbaar vervoer. De voetganger wordt vaak vergeten. Hoe kan de overheid de voetganger meenemen?
‘Dat is de precies de vraag waar de City Deal Ruimte voor Lopen zich over buigt. We hebben veel kennis te ontwikkelen op gebied van: ‘Hoe ziet de ideale voetgangersstad eruit, waar hoort het thuis in de organisatie?’ Spelende kinderen, hardlopers, recreatieve wandelaars, ouderen die een ommetje lopen zijn vaak niet te vangen in de logica van de verkeerskunde. Binnen de City Deal Ruimte voor Lopen onderzoeken we dus ook waar de voetganger in de gemeentelijke organisatie het beste gepositioneerd kan worden. Is dat mobiliteit, gezondheid, groen of economie? Bij de meeste gemeenten ontstaat er een werkgroep binnen de organisatie om samen te werken waar meer dan een portefeuillehouder nodig is. In ieder geval is het van belang dat er dedicated geld is, specifiek voor de voetganger.
Met de CityDeal ontwikkelen we kennis en creëren we fysiek aansprekende voorbeelden van de ideale voetgangersstad. Wie erbij nodig is, hoe je dat vangt in beleid met als belangrijk onderdeel Verleiden om te Lopen. We werken ook aan gedragsstimulering. Je hoopt ook dat mensen door buiten te lopen zien dat het te stenig is. Dat meer groen mooier is dan veel tegels, en dat er veel parkeerplaatsen en weinig voetpaden zijn. Dat is een prettige bijkomstigheid van een Weeting.
Het is toch ironisch dat in de sportschool steeds vaker virtuele landschappen worden ingezet tegen de verveling op cardio apparatuur, terwijl je zo de natuur in kunt. Dan heb je niet alleen beeld, maar ook geluid, geur en je voelt de zon of de wind.
Inwoners vinden trottoirs, voetpaden, maar ook groen en bankjes steeds belangrijker, daardoor wordt het voor een gemeente makkelijker om bij herinrichting van de straat die belangen mee te nemen. Als inwoners van een stad zelf de behoefte niet hebben dan werkt het niet.’
Hoe kan het netwerk van Alles is Gezondheid (verder) helpen mensen wandelend te laten vergaderen?
‘Alles is Gezondheid heeft veel ervaring met het creëren van een netwerk in de wereld van de gezondheid. Dat is een netwerk dat gemeentelijke stedenbouwers of verkeerskundigen niet zomaar hebben, hier kan Alles is Gezondheid helpen verbinden. Alles is Gezondheid kan het belang van Verleiden om te Lopen helpen bepleiten bij beleidsmakers die bezig zijn met herinrichting van de publieke ruimte. De inrichting is van cruciaal belang bij preventie van ziektes die gerelateerd zijn aan inactiviteit.
Oproep aan het Alles is Gezondheid-netwerk, deze vier stappen kan elke organisatie met relatief weinig moeite zetten:
– Integreer komend jaar een Weeting in een organisatiedag.
– Plaats de loop- (en fiets-) route van het station naar jouw organisatie prominent bovenaan bij de routebeschrijving op de website.
– Stel een kaartje met weetingroutes beschikbaar aan alle medewerkers.
– Denk 5 minuten na over hoe Weeting specifiek in jouw beroep een plek kan krijgen.’
Positief Gezond Werkgeverschap
Positieve Gezondheid biedt een brede kijk op gezondheid. Het gaat niet om wat mensen mankeren, of niet kunnen, maar om veerkracht en om wat het leven van mensen betekenisvol maakt.
Duurzame inzetbaarheid
Medewerkers die worden aangesproken op hun veerkracht, oprechte aandacht krijgen en verbinding maken voelen zich gehoord en gezien. Dat maakt ze productiever, ze halen meer voldoening uit hun werk en ze voelen zich sterker verbonden met de organisatie.
Gezond menselijk kapitaal
Met het concept Positieve Gezondheid kun je als werkgever concreet aan de slag om ervoor te zorgen dat werknemers gezond en vitaal werken en leven. Waarom en hoe, dat lees je in Positief Gezond Werkgeverschap; een publicatie van iPH, CAOP en Alles is Gezondheid vol met relevante voorbeelden, tips, leerervaringen en tools.
Download publicatie Positief Gezond WerkgeverschapMeer weten over dit onderwerp? Meedenken of doen? Neem contact op met Piet Vessies of Lisanne Kiestra.
Handreiking
Past Positieve Gezondheid in jullie werkomgeving, bij de bedrijfscultuur? Creëer draagvlak en samenhang met jullie vitaliteitsporgramma’s.
10 tips!
Ervaring leert… Neem ze mee; de voorbeelden, nuttige tips en ervaringen van het Actieleernetwerk Positief Gezond Werkgeverschap.
Betekenisvol werk
Het CAOP werkt samen met professionals, (branche)organisaties, sociale partners en beleidsmakers aan passende randvoorwaarden voor betekenisvol werk.
Positieve Gezondheid
Meer weten over het gedachtengoed? iph.nl wordt continu uitgebreid met actuele, relevante informatie.
Publicatie Wendbaar opleiden voor de toekomst
De sector zorg en welzijn staat voor grote uitdagingen. De zorgvraag neemt toe en de behoefte aan meer instroom en meer rendement voor beroepsopleidingen is groot. Onder welke omstandigheden is de uitwisseling tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt optimaal?
Dat bespreken Hoogleraar Marc van der Meer en Hans Timmerman in de longread ‘Wendbaar opleiden voor de toekomst’ in opdracht van het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW).
In de longread blikken de hoogleraren terug op recente beleidsadviezen op het terrein van zorg en welzijn. Ze gaan dieper in op beroepsontwikkeling, de levensloop van werkenden en de belangrijkste opleidingsroutes. Ze geven daarbij concrete voorbeelden op landelijk en lokaal niveau. Tot slot sluiten ze af met vijf praktische aanbevelingen.
Een daarvan is de volgende, gericht op het gedachtegoed van Positieve Gezondheid:
“Opleidingen moeten zich meer richten op een stelsel van positieve gezondheidszorg en het ondersteunen van het functioneren en de zelfredzaamheid van burgers, cliënten en zorgvragers. De verbetering van de kwaliteit van leven en het terugdringen van de gezondheidsverschillen zijn kernelementen in deze toekomstagenda. Aangezien de ondersteuningsbehoefte van burgers hierbij het uitgangspunt vormt zullen (aankomend) professionals op alle niveaus meer aandacht moeten geven aan het versterken van samenwerking zowel met het professionele netwerk rond de cliënt als met het informele netwerk van de cliënt, steeds gericht op het blijven leren en –
ontwikkelen.”
Lees de longread Wendbaar opleiden voor de toekomst.
Werken met Positieve Gezondheid: Lessen uit Limburg
De afgelopen jaren experimenteren Nederlandse professionals en organisaties volop met Positieve Gezondheid— met Limburg voorop. Maar wat komt er hierbij kijken?
Gesprekshandreiking en Signaalkaart bij geldproblemen
Het Nibud heeft een Gesprekshandreiking en een Signaalkaart ontwikkeld om geldproblemen tijdig te kunnen bespreken. De Gesprekshandreiking geeft handvatten om het gesprek aan te gaan en waar nodig door te verwijzen naar verdere hulp. De Signaalkaart bevat een lijst met signalen die kunnen duiden op geldproblemen.
Gesprekshandreiking en Signaalkaart
Samen bieden de twee middelen een praktisch en compleet hulpmiddel om goed voorbereid het gesprek aan te gaan, op basis van vertrouwen en betrokken. Ze helpen:
- te signaleren – d.m.v. een lijst signalen die kunnen duiden op geldproblemen
- het gesprek aan te gaan – tips bij voorbereiding, ijsbrekers om het gesprek te starten en manieren om in contact te blijven
- door te verwijzen – hoe kan goed door worden verwezen en naar welke organisaties.
Voor wie bedoeld?
De hulpmiddelen zijn er voor twee doelgroepen:
- voor werkgevers (en HR-managers, teamleiders, bedrijfsmaatschappelijk werkers etc.)
- voor ondersteuners van ondernemers (denk aan: boekhouders, adviseurs, etc)
Downloaden van de hulpmiddelen
Via onderstaande links kunnen de Gesprekshandreiking en de Signaalkaart worden gedownload en opgeslagen.
Achtergronden geldproblemen bij werknemers en ondernemers
Bij drie op de vijf bedrijven lopen mensen rond met geldproblemen, zo blijkt uit Nibud-onderzoek. Mensen die in dienst zijn, uitzendkrachten of ingehuurde zzp’ers: onder deze medewerkers zijn er zeker mensen die betalingsachterstanden of schulden hebben. Geldproblemen hebben vaak grote invloed op het dagelijks functioneren, privé en op het werk. Ook voor het bedrijf heeft dit gevolgen. Denk aan kosten voor het verwerken van loonbeslagen, productiviteitsafname en kosten voor verzuim.
Ondernemers zijn over het algemeen kwetsbaarder als het gaat om hun geldzaken, door hun vaak wisselende inkomsten. Hiermee lopen zij een groter risico om problematische schulden te ontwikkelen. Daarnaast kunnen de zakelijke en privé financiën door elkaar lopen wat het lastiger maakt om goed overzicht te houden.
- Meer informatie over aanpak financiële problemen bij werkgevers
- Meer informatie over het voorkomen van geldproblemen bij zzp’ers
- Ga voor tools, informatie en praktijkvoorbeelden naar financieelfittewerknemers.nl
Deze gesprekshandreikingen en signaalkaarten zijn ontwikkeld door het Nibud in samenwerking met Divosa, de NVVK en Roeland van Geuns. Verschillende vertegenwoordigers uit branches en sectoren hebben met hun bijdragen de middelen verrijkt. Ze zijn tot stand gekomen met financiering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Webinar Werkstress: Het Antwoord Is Positieve Gezondheid
In het kader van de Week van de Werkstress (2020) vond het webinar ‘Werkstress: het antwoord is Positieve Gezondheid’ plaats, georganiseerd door OVAL en Alles is Gezondheid. Vanuit het bedrijfsleven, de gezondheidszorg, het sociaal domein, was er ruimschoots belangstelling voor inzichten om stress (op het werk) te voorkomen.
Positieve gezondheid en werk
Karen van Ruiten, programmadirecteur Alles is Gezondheid en webinarhost, peilt onder de deelnemers de stelling: Mailverkeer buiten werktijd: eigen regie of stressfactor? Voor een ruime meerderheid valt dit toch onder eigen regie. Josje Dikkers, lector Hogeschool Utrecht, herkent de uitslag. “Uit onderzoeken blijkt dat het voor veel mensen rust geeft om toch even mail gezien te hebben, maar er zijn wel grote verschillen tussen mensen. Dit komt ook uit onderzoeken naar thuiswerken.”
Josje neemt ons mee in de achtergrond van Positieve Gezondheid en duurzaam behoud in waardig werk aan de hand van praktijkverhalen en theorie. Het gedachtegoed Positieve Gezondheid, geiniteerd door Machteld Huber, bekijkt gezondheid breder dan alleen de afwezigheid van ziekte, een definitie zoals die door World Health Organisation werd aangehouden. De verschuiving naar “het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven”, is mensgericht en holistisch, heeft een dynamisch perspectief en kent een integrale aanpak.
Balans werk en privé
Er wordt in deze snel veranderende maatschappij een beroep gedaan op ons aanpassingsvermogen. In het model van Clark wordt gesproken over de mens als ‘boundary crossers’ tussen werk en privé. Door technologische mogelijkheden wordt de grens overgestoken van thuis naar werk en vice versa. De grenzen vervagen, zo ook de balans, helemaal nu in coronatijden.
Het holistisch aspect van Positieve Gezondheid, komt ook tot uitdrukking in verschillende sociaal psychologische modellen, zoals die binnen het vakgebied van HRM gebruikt worden. Twee modellen passeren de revue. Ten eerste het duaal procesmodel, zoals besproken in het handboek HRM heden en morgen, waarin aandacht is voor actief ouder worden (‘active ageing’). Ten tweede kun je in de werkcontext niet om het JD-R-model heen. In dit model wordt een verbinding gelegd tussen taakeisen en hulpbronnen. Mensen met veel taakeisen, maar ook veel hulpbronnen, zijn over het algemeen meer bevlogen, maar dat betekent niet dat je geen last kunt hebben van werkstress.
Reflectie
Het model van Positieve Gezondheid (spinnenweb) is een individueel gespreksinstrument, een moment van reflectie. ‘Wat is voor mij belangrijk? Hoe kom ik daar?’ Vervolgens kan iemand hierover in gesprek met zijn/haar omgeving. Het instrument wordt nog krachtiger als het gekoppeld is aan de HR-visie en het HR-beleid van een organisatie.
Vitaliteitsbeleid
Er is een manier gevonden om het spinnenweb van Huber te vertalen naar de integrale ‘fit’ op het werk, bestaande uit vijf principes van fit voor een integraal gezondheids- en vitaliteitsbeleid. Omdat het model van Positieve Gezondheid pas recent in de praktijk gebruikt wordt zijn er nog niet veel effectstudies. Er zijn wel veel ervaringsstudies, met positieve uitkomsten.
Bekijk deel 1 van het webinar:
In gesprek over de praktijk
Gert-Jan Aleman, Vitality Manager bij gemeente Den Haag vertelt dat in het Arbocentrum alles rondom gezondheid zowel preventief als curatief bij elkaar komt, waarbij aandacht is voor de zes dimensies uit het spinnenweb.
Samen met de zorgverzekeraar is een providerboog ontwikkeld. Mensely is als arbodienst aangetrokken omdat zij de eigen regie van de medewerker centraal stellen in hun beleid. Ook in de HR-strategie staat de mens centraal, de directie staat hier ook achter. Een divers aanbod van workshops en trainingen maakt dat je als professional goed kunt samenwerken en de verschillende aspecten van Positieve Gezondheid goed kunt adresseren. Op verschillende niveaus wordt er gekeken naar een toegankelijk aanbod. Door goed te luisteren naar medewerkers ontstaat eigenaarschap.
Wat werkt om eigen regie te stimuleren? Het voeren van ‘het goede gesprek.’ De gemeente Den Haag faciliteert hierin zowel de medewerker als de leidinggevende. Vertrouwen is hierin de sleutel, zodat mensen intrinsiek gemotiveerd zijn om informatie en ervaringen te delen. Op de vraag hoe een leidinggevende op weg te helpen, gaf Ed Moolhuizen, Medisch Directeur bij Mensely, aan: “Allereerst door de goede randvoorwaarden te scheppen zodat er tijd is om dit te doen. Dat betekent dat de board aan de voorkant verantwoordelijkheid moet nemen.”
Bekijk deel 2 van het webinar:
Wil je een vraag stellen? Neem contact op met Piet Vessies, onze netwerkadviseur werk.
Piet Vessies
Netwerkadviseur werk
Van professional tot professional (vouchers)
Ervaring delen is kennis vermenigvuldigen. In de regio constateren wij een toenemende behoefte om te leren van elkaar en kennis uit te wisselen over implementatie in de praktijk.
Mede daarom voert Alles is Gezondheid in opdracht van ZonMw in 2020-2021 de voucherregeling ‘Van Professional tot Professional’ uit. Hierin stellen wij onze regionetwerken (en daaraan gelieerde lokale partijen) in staat om op laagdrempelige manier gebruik te maken van opgedane ervaring elders in het land.
Vragen in het land
Concreet houdt dit in dat een (aangesloten) regionetwerk een aanvraag kan doen voor kortstondige ondersteuning van een professional met specifieke expertise.
De hulpvragen van de regio’s en gewenste expertise mogen zich voordoen op verschillende thema’s, typen kennis of gezondheidsvraagstukken.
Kern van de inzet van de professional is dat deze beschikt over implementatiekennis die in de praktijk werkt en bruikbaar is in de betreffende regio.
Voorbeelden van vragen die voorkomen in de voucherregeling:
- Welke stappen moeten we zetten om Positieve Gezondheid te implementeren?
- Wat is er nog om verbinding te maken met bewoners voor gezonde wijken?
- Hoe kunnen wij met bedrijven samenwerken aan gezonde leefstijl van werknemers?
Aan de slag
Afgelopen jaar zijn negen regionetwerken aan de slag gegaan met een door hun geselecteerde professional/expert.
Zo heeft Noordkop Gezond voor Elkaar ingezet op het gebruik van Positieve Gezondheid, helpen we Gooi en Vechtstreek met een gezonde leefomgeving en krijgt Maas en Waal in Beweging ondersteuning op het thema burgerkracht.
In een eerste feedbackronde bij de regio’s komt naar voren de vouchers vooral zorgen voor versnelling van projecten, meekrijgen van lokale stakeholders en het makkelijker van de grond krijgen van nieuwe initiatieven.
Uiteindelijk heeft de inzet als doel om de integrale lokale aanpak te versterken die weer bijdraagt aan de gezondheid van de burger.
Kennisvouchers
Kennisvouchers zijn een beproefd middel voor kennisdeling tussen professionals. Een geselecteerde groep ervaren professionals wordt gefaciliteerd om andere professionals te helpen in een vergelijkbare situatie.
De voucherregeling valt binnen het zesde Programma Preventie van ZonMw in de Programmalijn Innovatie die zich richt op vernieuwende vormen van samenwerking en kennisuitwisseling.
Regionetwerken
Dichtbij, daar maken we het verschil. Kijk hier voor een overzicht van regionetwerken die verbonden zijn aan Alles is Gezondheid.
Gezond gesprek Mark levels: reflectie op wisselwerking
In de serie Gezonde Gesprekken, vormt deze editie een bijzonder gesprek over gezondheid in relatie tot onderwijs en werk. Maar ook over onderzoek in constructieve relatie tot praktijk en beleid. Karen van Ruiten praat online met hoogleraar Mark Levels. Mark Levels, die in het kader van een leerstoel in samenwerking met Alles is Gezondheid aan de universiteit Maastricht de verbinding onderzoekt tussen Health, education en work.
Kun je vertellen wat je aandachtspunten zijn in jullie onderzoek?
‘Veel beleid heeft als doel te streven naar een wereld waarin iedereen even veel kansen heeft en daar wil je met gerichte interventies aan kunnen bijdragen, maar wat nou precies werkt, voor wie en onder welke omstandigheden, daar weten we nog te weinig van. We weten dat hoger opgeleide mensen gezonder zijn, we denken ook dat een betere gezondheid bijdraagt aan betere onderwijsprestaties. Dat er een wisselwerking plaatsvindt laat zien dat het een complex vraagstuk is. We analyseren en onderzoeken die complexe samenhang. Het feit dat hoger opgeleide mensen vaker hoger opgeleide kinderen krijgen, kán te maken hebben met het feit dat ze slimmer zijn, maar ook met het idee dat ze kinderen andere dingen aanleren. Hoe dat zit en wat kunnen we daaraan kunnen doen, daar probeer ik met mijn programma meer zicht op te krijgen.’
Die verbinding tussen onderwijs, gezondheid en werk, is dat een vernieuwend onderzoeksgebied?
‘In sociale wetenschap is veel al onderzocht, maar gefragmenteerd. Ik wil uitbouwen, verbinden en verdiepen in structurele lijn en daarvoor hebben we gegevens van mensen nodig over prestaties op school, sociale achtergrond, informatie over fysieke en mentale gezondheid en hun leefstijl. Dat zijn data die pas sinds kort beschikbaar zijn en die we aan elkaar gaan koppelen. Om daarnaast iets kunnen zeggen over interventies willen we werkgevers en scholen bereid vinden om daarmee te experimenteren.’
Het gaat om de wisselwerking tussen wat kun je presteren en hoe gezond je je voelt. Klopt het dat de lijn van presteren, op school of je werk versus gezondheid twee kanten op werkt?
‘Dat is wel wat we veronderstellen. We weten niet wat eerst komt. Ik richt me nu met name op gedragsinterventies in het onderwijs, zoals bijvoorbeeld de Gezonde School of Jongeren op Gezond Gewicht. Studies geven een gemêleerd beeld. Sommige interventies werken wel, andere niet. Interventies werken voor verschillende mensen anders en dat heeft in samenhang te maken met onder meer je achtergrond, gezondheidssituatie, met vaardigheden en of je op je plaats zit. Als je het ziet als knopjes waar je aan kunt draaien, dan moet je wel heel goed weten hoe die knopjes werken. We proberen in ons programma daarom ook uit te vogelen wat de mechanismen precies zijn en hoe ze werken en vervolgens gaan we kijken wat we daaraan hebben om interventies te verbeteren.’
Met alles is gezondheid proberen we de werelden van beleid, onderzoek en praktijk samen laten komen, maar het blijven toch vaak aparte werelden. Hoe kunnen we samen verbeterslagen maken?
‘Ons onderzoek is gedreven door wetenschappelijke nieuwsgierigheid, maar we denken in het kader van ons onderzoek wel structureel na over praktijk en beleid. Hoe kunnen we daaraan een bijdrage leveren? Wat kunnen beleidsmakers met onze resultaten? We betrekken zoveel mogelijk ze bij alles wat we doen. Beleid maken op basis van onderzoek is een proces van co-creatie.
Wat zijn relevante maatschappelijke vraagstukken?
Wat ons betreft liggen er grote kansen en uitdagingen in dat proces tussen die verschillende werelden, belangen en benaderingen.
We onderzoeken bijvoorbeeld interventies voor jongeren die buiten de boot vallen, geen onderwijs volgen. In de samenwerking met de praktijk zie je af en toe gespreksverwarring ontstaan. Wij willen goed nagaan wat werkt, maar de praktijk zit niet altijd te wachten op Mark Levels en zijn onderzoek. Ik hoor vaak: ‘Ik zie toch dat het werkt, ik heb net 20 jongeren aan werk geholpen.’ Heel begrijpelijk. Maar mensen weten natuurlijk niet hoe de wereld eruit had gezien zonder hun interventie. Alleen door dat slim te onderzoeken kunnen we achterhalen wat de werking van een interventie precies is, en ook leren of het wellicht ook anders had gekund, etc. De samenwerking kan constructief zijn, als je daar beide voor open staat. Wij proberen altijd die brug te bouwen.’
We zien dat er naast evidence based werken meer aandacht komt voor juist practise based evidence. Kunnen die twee in jouw ogen samengaan?
‘Samenwerking kan wel, maar in mijn rol moet ik met enige distantie kijken naar wat zich afspeelt en wat werkt. Je kunt veel leren van mensen in de praktijk. We leggen die verbinding, maar je kunt ook te dicht op de materie zitten om helder te kunnen zien. Wat je wilt is leren van praktijk, maar toch zo objectief mogelijk nagaan wat werkt en hoe het nog beter kan. We kunnen in dat proces niet zonder elkaar en ook niet zonder beleidsmakers. Zij moeten immers de kaders scheppen, waarin de praktijk het beste uitgevoerd kan worden.’
Je bent initiatiefnemer van TECHNEQUALITY, een internationaal onderzoeksconsortium dat onderzoekt welke invloed overheden kunnen uitoefenen op gevolgen van Artificial Intelligence en robotisering in Europa. Super interessant ook, kun je daar iets over vertellen?
Met een consortium van vooraanstaande sociologen en economen op gebied ongelijkheid en met mensen uit het bedrijfsleven, vakbonden en overheden werken we samen om grote vragen te beantwoorden over de verandering in de wereld door automatisering en kunstmatige intelligentie. Ook voor gezondheidsvragen verwachten we grote implicaties. Werken in de gezondheidssector zal veranderen, het verbinden van health data biedt aangrijpingspunten om winst te behalen. Binnen TECHNEQUALITY kunnen we die lijnen met elkaar verbinden. Lees meer over dit programma.
Aan Maastricht Univerity zijn tevens prof. dr. Dirk Ruwaard en dr. Marleen Bekker verbonden, die met een team via lerend evaluatieonderzoek de werking van gezondheidsnetwerk Alles is Gezondheid onderzoeken. Kun je aangeven of er verbinding is tussen de twee onderzoeksprogramma’s?
‘Waar zij gericht casusonderzoek doen in verband met de Alles is Gezondheid-netwerk, probeer ik na te gaan of en hoe bepaalde beleidsinterventies om mensen gezonder te maken werken. Zij werken aan de faculteit Gezondheidswetenschappen en wij vanuit de School of Business and Economics. Onderling hebben we contact en kijken we wat we van elkaar kunnen leren.’
Mooi dat jullie met elkaar meedenken. Zijn er ook mogelijkheden voor onze netwerkpartners om vragen te stellen en zijn jullie bereid met ze mee te denken?
‘Zoek vooral contact! We hebben bij ROA zeer goed geïnformeerde mensen. We zitten ook in relevante internationale netwerken dus we kunnen partners in contact brengen en/of verwijzen naar bijvoorbeeld relevant onderzoek. We moedigen dat graag aan.’
Heb je een vraag of idee, neem contact op via secretary-roa-sbe@maastrichtuniversity.nl
Meer informatie:
Lees de oratie ‘Gezonde lichamen, vaardige geesten’, die Levels uitsprak op 6 december 2019
Mark Levels is naast hoogleraar Health, Education and Work aan de Universiteit Maastricht onder meer programmadirecteur Health, Skills and Inequality van het Research Centrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Meer weten over Mark Levels?
Onderzoek naar werkplezier en werkstress bij jonge dokters
De helft van de jonge dokters heeft in hun korte carrière al weleens overwogen het doktersvak te verlaten. Werkdruk, arbeidstijden en onaangename zorgcultuur worden genoemd als belangrijkste redenen. Dit blijkt uit een onderzoek onder jonge dokters in Nederland, uitgevoerd door partner van Alles is Gezondheid stichting De Jonge Dokter en onderzoeksbureau Sardes.
Over het onderzoek
Het onderzoek, gericht op werkplezier en werkstress onder jonge dokters, telde bijna 1000 deelnemers. Het merendeel werkt als arts-assistent (ANIOS), de rest is in opleiding tot specialist (AIOS), promovendus of coassistent. Niet eerder deden zoveel ANIOS mee aan soortgelijk onderzoek.
Werkdruk en arbeidstijden
De bevraagde dokters geven aan dat zij regelmatig snel en onder tijdsdruk moeten werken en dat dit soms ten koste gaat van kwaliteit en veiligheid van de zorg. Incidenteel worden veiligheidsvoorschriften zelfs genegeerd om het werk gedaan te krijgen, met name wanneer er weinig zorgpersoneel beschikbaar is. De jonge dokters werken gemiddeld 9 uur per week over. Slechts 20% van hen ontvangt hiervoor financiële compensatie en slechts 10% wordt gecompenseerd in vrije dagen.
Zorgcultuur
Een derde van de jonge dokters ervaart wel eens machtsmisbruik of (seksuele) intimidatie door een collega, bijna de helft ervaart dit wel eens in het patiëntencontact. Daarnaast geeft een meerderheid aan soms door collega’s gevraagd te worden iets doen waar hij of zij zich niet prettig bij voelt. Zo voert een deel van de jonge dokters wel eens een medische handeling uit waar diegene zichzelf nog niet bekwaam in voelt.
Begeleiding en belasting
Hoewel het een groep jonge, relatief onervaren dokters betreft, heeft eenderde van de bevraagde basisartsen geen vaste begeleider in hun huidige baan. Daarnaast ervaren jonge dokters hun werk regelmatig als uitputtend en emotioneel belastend. Zo zocht zeker 1 op de 7 jonge dokters eens psychologische hulpverlening vanwege het werk en/of werkdruk.
Bevlogenheid
Waarom zijn deze dokters (nog) niet gestopt? Respondenten noemen voornamelijk het plezier in het werk en patiëntencontact. Het merendeel van de jonge dokters vindt het werk inspirerend en is enthousiast over hetgeen ze doen. Deze bevlogenheid lijkt beschermend ten opzichte van uitval en uitstroom. Wel vindt 80% dat verandering van de huidige zorgstructuur noodzakelijk is en legt daarbij nadruk op vermindering van werkdruk, prestatiedruk en hiërarchie. Gelukkig zijn deze factoren niet inherent aan het doktersvak zelf, maar veranderbare onderdelen van de huidige zorgcultuur, zo stelt De Jonge Dokter. De organisatie pleit dan ook voor een transformatie van de werkomstandigheden waarin jonge dokters een start maken in het vak. Bewustwording en het bespreekbaar maken van de huidige situatie onder jonge dokters en hun leidinggevenden zijn hiervoor essentiële eerste stappen.
Bekijk hier het onderzoek en kijk voor meer informatie op www.dejongedokter.nl.
In NRC verscheen het artikel ‘Helft jonge artsen denkt weleens over stoppen‘ n.a.v. het onderzoek.